omverhalen van een bouwwerk
  • om·ver·ha·len

omverhalen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omverhalen
haalde omver
omvergehaald
zwak -d volledig
  1. een staande structuur laten omvallen met als doel het te vernietigen
    • Voorstanders vinden de standbeelden gewoon onderdeel van de geschiedenis, en het omverhalen een vorm van geschiedvervalsing. 'Dit waren goede mannen', zei een Vietnamveteraan tegen The Washington Post. 'Zij daar willen deze mannen onteren en begraven in schande, omdat ze zich concentreren op een klein onderdeel van hun leven en wat ze mensen zouden hebben aangedaan. Als ze hier beginnen is het Vietnam-monument de volgende.' [2] 
  2. (figuurlijk) een persoon kleineren en kapot maken
    • ‘Niets kan hem ooit omverhalen. Hij wordt altijd herboren. Zijn vitaliteit kan alleen fascineren.' En lukt het niet, dan kan Sarkozy gaan doen wat hij altijd gezworen heeft: het grote geld verdienen. Dat kan hij alleen, zonder die sukkels van ministers. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Michael Persson 9 mei 2017
  3. de Standaard 23 APRIL 2011 Bart Beirlant