omhalen
- om·ha·len
omhalen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omhalen |
haalde om |
omgehaald |
zwak -d | volledig |
- (voetbal) de bal over het hoofd naar achteren schieten
- collecteren
- omvertrekken, naar beneden halen, afbreken
- Het woord omhalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omhalen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be