weit
- weit
- erfwoord via Middelnederlands weit van Oudnederlands weet, cognaat met Engels wheat, Fries weet, Duits Weizen, Zweeds vete [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weit | - |
verkleinwoord | - | - |
- (plantkunde) (verouderd) benaming voor planten uit het geslacht Triticum , in het bijzonder Triticum aestivum
- (graan) (verouderd) zaad van Triticum aestivum
- ▸ Hoeveel kost de lange weit?[4]
- (graan), (afkorting) boekweit
-
1. Een akker met weit.
-
2. Geoogst en gedorst weit.
1. zie: tarwe
- Het woord weit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weit" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ weit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron De zingende Landman. (1804) in: Volks-liedjens. Deel 5. (1807), Maatschappij: Tot nut van 't algemeen, Amsterdam, p. 42 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron Petrus Weiland“Groot Nederduitsch taalkundig woordenboek.” (1859), Blussé en Van Braam, Dordrecht, p. 801 kol. 1
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
weit