• ver·re·weg
  • In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: in ieder opzicht, bij lange’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
  • Afgeleid van ver met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -weg

verreweg

  1. met afstand, zonder competitie
    • Teheran is met 10 miljoen inwoners verreweg de grootste stad van Iran. 
96 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]