Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knup·pel·vers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knuppelvers knuppelverzen
verkleinwoord knuppelversje knuppelversjes

Zelfstandig naamwoord

het knuppelverso

  1. een onregelmatig en onhandig rijmpje
    • [...] en eindigt zijne beschrijving met een knuppelvers, waarvan de laatste regels zijn:
      "Hij heeft zijn vorst gedient in alle noodt,
      Zal hij den keizer ook doen tot ter doot.".[2]
       

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. knuppelvers op website: Etymologiebank.nl
  2. blz 403. Kronijk van het Historisch Gezelschap te Utrecht
    Kemink en Zoon 1849