Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mond·jes·maat
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

mondjesmaat

  1. in zeer kleine hoeveelheden
    • Tijdens de oorlog waren medicijnen slechts mondjesmaat beschikbaar. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen