Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: potépóte
  • po·te
vervoeging van
poten

pote

  1. aanvoegende wijs van poten


pote m

  1. (spreektaal) vriend, gabber, makker
    «Préviens mes potes quand je risque de flipper.»
    Waarschuw mijn maten als ik door het lint dreig te gaan. [1]


enkelvoud meervoud
nominatief pote poten
genitief poten poten
datief pote poten
accusatief pote poten

pote m [1]

  1. (anatomie) poot, klauw
    • Der Waleweins hooft ghinc hi stoten dapperlike met sinen poten. 
  • Later: poot
  • Vroeger werd vnl. voet gebruikt
enkelvoud meervoud
nominatief pote poten
genitief poten poten
datief poten poten
accusatief pote poten

pote v

  1. stek, loot, scheut, tak die gepoot wordt
    • Siedi desen bongaert mit poten gheplant ende mit groenen coolen? 
  • Ook poot
  1. Middelnederlandsch woordenboek van
    Eelco Verwijs, Jacob Verdam
    Deel 6, 1907 M. Nijhoff


  • po·te
Naar frequentie 3396

pote

  1. verouderde spelling of vorm van pode tot 2005
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   pote     poten     poter     potene  
genitief   potes     potens     poters     potenes  

pote, m

  1. (zoötomie) poot


  • po·te
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   pote     poten     potar     potane  

pote, m

  1. (zoötomie) poot


  • po·te

pote

  1. vocatief enkelvoud van pot