poten
- po·ten
- In de betekenis van ‘planten in de grond steken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poten |
pootte |
gepoot |
zwak -t | volledig |
poten
- overgankelijk ondiep in de aarde stoppen, met name van bollen, wortels, zaden e.d. om deze te laten groeien
- Deze aardappels moeten nog gepoot worden.
1. ondiep in de aarde stoppen, met name van bollen, wortels, zaden e.d. om deze te laten groeien
de poten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord poot
- Het woord poten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "poten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- po·ten
Naar frequentie | 53860 |
---|
poten
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van pote
- po·ten
poten
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van pote