• ver·po·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verpoten
verpootte
verpoot
zwak -t volledig

verpoten

  1. overgankelijk ergens anders poten
    • We moeten de planten nog verpoten. 
91 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be