verplanten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verplanten (hulp, bestand)
- IPA: /vər.ˈplɑn.tə(n)/
Woordafbreking
- ver·plan·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verplanten |
verplantte |
verplant |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
verplanten
- overgankelijk (een plant of struik) op een andere plaats zetten
- Mijn zus wilde graag die begonia verplanten naar de tuin bij het nieuwe huis.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. op een andere plaats zetten
Gangbaarheid
- Het woord verplanten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verplanten" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be