transplant
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA:
- Zelfstandig naamwoord: / ˈtrænsˌplænt /, / ˈtrænsˌplɑnt /
- Werkwoord: / trænsˈplænt /, / trænsˈplɑnt /
- trans·plant
- Ontleend aan Middelengels: transplant, dat van Latijn: trānsplantāre komt, met het voorvoegsel trans-
Naar frequentie | 10064 |
---|
enkelvoud | meervoud |
---|---|
transplant | transplants |
transplant
- [2]: retransplantation
- [2]: transplantation
- [2]: transplanter
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to transplant |
he/she/it | transplants |
verleden tijd | transplanted |
voltooid deelwoord |
transplanted |
onvoltooid deelwoord |
transplanting |
gebiedende wijs | transplant |
transplant
- overgankelijk, (bosbouw), (tuinieren): omplanten, overplanten, verplanten
- overgankelijk, (medisch): transplanteren
- overgankelijk: iets van de ene plaats naar de andere bewegen
- overgankelijk: hervestigen
- onovergankelijk, (medisch): een transplantatie ondergaan of accepteren
- [1-4]: retransplant (used with object)
- [1-5]: transplantable