move
- move
vervoeging van |
---|
moven |
move
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moven
- Ik move.
- gebiedende wijs van moven
- Move!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moven
- Move je?
- aanvoegende wijs van moven
- Het woord move staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "move" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
move | moves |
move
- beweging, zet [1]
- (wonen) verhuizing
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to move |
he/she/it | moves |
verleden tijd | moved |
voltooid deelwoord |
moved |
onvoltooid deelwoord |
moving |
gebiedende wijs | move |
move
- overgankelijk bewegen [2]
- overgankelijk verplaatsen
- onovergankelijk zich bewegen
- onovergankelijk, (wonen) verhuizen