• ver·hui·zing
  • Naamwoord van handeling van verhuizen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord verhuizing verhuizingen
verkleinwoord verhuizinkje verhuizinkjes

de verhuizingv

  1. de verwisseling van één (semi-) permanente woonplaats voor een andere
    • Tijdens elke verhuizing zegt hij dat deze keer de laatste zal zijn, maar hij is nu al zeker vier keer tussen Nederland en Zweden op en neer verhuisd. 
    • Een jubileum waar niemand bij stil staat, verdient die naam misschien niet. Een herdenking met één deelnemer, dat klinkt niet koosjer. Toch grijp ik de gelegenheid, omdat het kinderboek dat precies 25 jaar geleden verscheen, met elke verhuizing mee mocht: Plinius Pinguïn (1990) van Boudewijn Büch (1948-2002), met tekeningen van Pauline Drost. [1] 
     Maar door de telefoon had ze gezegd dat de verhuizing goed was gegaan. Ze was al begonnen met het uitpakken van de dozen.[2]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. de Volkskrant Arjan Peters5 december 2015 In depressieve Plinius Pinguïn een zelfportret zien
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be