• ver·plaat·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verplaatsen
verplaatste
verplaatst
zwak -t volledig

verplaatsen

  1. overgankelijk iets van de ene plaats naar de andere brengen
    • In het schaakspel worden bij een rokade zowel de koning als de toren verplaatst. 
    • Als je een hortensia verplaatsen wilt, kun je dat het beste doen in de lente. 
     Sommige waren redelijk groot, dus besloot ik mijn tent twee meter te verplaatsen.[1]
  2. wederkerend zich ~ van de ene naar de andere plaats gaan
    • Zij heeft geen eigen auto en verplaatst zich meestal op de fiets. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be