• zet
enkelvoud meervoud
naamwoord zet zetten
verkleinwoord zetje zetjes

de zetm

  1. een beweging waarbij iets verplaatst wordt, een duw of stoot
    • Ik heb hem een zet gegeven. 
  2. (spel) een handeling gedurende een spelbeurt
    • Bij schaken heeft wit de eerste zet. 
erg vaak gebeuren
vervoeging van
zetten

zet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zetten
  2. gebiedende wijs van zetten
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]