Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·haak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zethaak zethaken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zethaakm

  1. (geschiedenis) letterzettersgereedschap waarin bij het handzetten de letterstaafjes tot de te zetten regels verzameld worden
  2. (bouwkunde) stuk gereedschap om zware balken mee te versjouwen of op te richten, balkhaak, kanthaak of kenterhaak
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen