Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·ten·ver·loop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zettenverloop zettenverlopen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zettenverloopo

  1. (spel) opeenvolging van zetten in één wedstrijd

Gangbaarheid