Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·bok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zetbok zetbokken
verkleinwoord zetbokje zetbokjes

Zelfstandig naamwoord

de zetbokm

  1. (gereedschap) de schuine werktafel waaraan zetters in een drukkerij plachten te werken en waarin de kasten werden opgeborgen
    • Er is een levendige handel in oude zetbokken. 

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be