zetboer
- zet·boer
- samenstelling van zet ww en boer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zetboer | zetboeren |
verkleinwoord | zetboertje | zetboertjes |
de zetboer m
- (beroep) iemand die voor de eigenlijke eigenaar een boerderij beheert
De zetboer voert beheer over het land, de behuizingen, de levende have (vee) en de goederen; hijzelf heeft geen eigendommen in het bedrijf.- Hij was als zetboer begonnen, maar heeft nu zijn eigen boerderij.
- Het woord 'zetboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zetboer" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be