(heteroniem)

  • plant
enkelvoud meervoud
naamwoord plant planten
verkleinwoord plantje plantjes

[A]deplantv/m

  1. (biologie) organisme dat kooldioxide opneemt en zuurstof afgeeft
  2. van stengel en bladeren voorzien gewas dat zijn voedsel uit de aarde opneemt
  3. (verouderd) (anatomie) onderkant van de voet
vervoeging van
planten

[A] plant

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van planten
  2. gebiedende wijs van planten
enkelvoud meervoud
naamwoord plant plants
verkleinwoord - -

[B]deplantm

  1. (bedrijf) fabriek die een onderdeel van een industriële vestiging vormt
vervoeging van
plannen

[C] plant

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plannen
    • Jij plant. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plannen
    • Hij plant. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plannen
    • Plant! 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[7]
  • plant
Naar frequentie 20577

plant

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van plante
  • plant

plant

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van planta

plant

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van plante