fabriek

Nederlands

Van Nelle fabriek

Uitspraak

• Geluid:  fabriek    (hulp, bestand)
• IPA: /fa'brik/

Woordafbreking

• fa·briek

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘industrieel bedrijf’ voor het eerst aangetroffen in 1764

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	fabriek	fabrieken
verkleinwoord	fabriekje	fabriekjes

Zelfstandig naamwoord

de fabriek v

1. (economie) plaats waar op industriële schaal productie bedreven wordt

   • De arbeiders gingen iedere ochtend naar de fabriek om daar te werken. 

Verwante begrippen

• fabriceren

Hyponiemen

   

aardewerkfabriek af fabriek afwijsfabriek aluinaardefabriek aluminiumfabriek ammoniakfabriek apparatenfabriek asfaltfabriek assemblagefabriek autofabriek automobielfabriek azijnfabriek bandenfabriek batterijfabriek betaalfabriek betonfabriek biodieselfabriek blauwselfabriek blikfabriek blokkenfabriek boterfabriek broodfabriek bussenfabriek cacaofabriek cd-fabriek cementfabriek chemiefabriek chipfabriek chipsfabriek chloorfabriek chocoladefabriek clichéfabriek coca-colafabriek cokesfabriek composteringsfabriek compostfabriek computerfabriek conservenfabriek cultuurfabriek deurenfabriek dimsumfabriek dovenfabriek dozenfabriek droomfabriek eetfabriek fietsenfabriek fietsfabriek filmfabriek gasfabriek gistfabriek glarefabriek glasfabriek gloeilampenfabriek hagelfabriek handfabriek helikopterfabriek hitfabriek hoedenfabriek ijsfabriek kaarsenfabriek kaasfabriek kabelfabriek kartonfabriek kartonnagefabriek katoenfabriek kerkfabriek kippenfabriek kledingfabriek koekfabriek koekjesfabriek koffiefabriek kristalfabriek kruitfabriek kunstmestfabriek kunstvezelfabriek lakenfabriek lampenfabriek leerfabriek lichtfabriek liftenfabriek lijmfabriek likefabriek limonadefabriek luciferfabriek machinefabriek matrassenfabriek medicijnfabriek meelfabriek melkfabriek mestfabriek meststoffabriek mestverwerkingsfabriek metaalfabriek meterfabriek meubelfabriek modelfabriek moskeefabriek motorenfabriek munitiefabriek onderdelenfabriek opwerkingsfabriek papierfabriek personenautofabriek pianofabriek pijpenfabriek plateelfabriek porseleinfabriek pretfabriek proeffabriek rijwielfabriek rolladefabriek rubberfabriek ruimtefabriek rumfabriek salpeterfabriek schoenenfabriek schoenfabriek schroevendraaierfabriek scooterfabriek sigarenfabriek sigarettenfabriek snoepfabriek sodafabriek speelgoedfabriek spiegelfabriek staalfabriek staatsfabriek steenfabriek stijfselfabriek strokartonfabriek suikerfabriek suikerwerkfabriek tabaksfabriek talentenfabriek tapijtfabriek televisiefabriek textielfabriek theefabriek timmerfabriek tractorfabriek truckfabriek uitkeringsfabriek uraniumverrijkingsfabriek veevoederfabriek verffabriek verrijkingsfabriek versnellingsbakfabriek versnijdfabriek verwerkingsfabriek vezelfabriek visfabriek vismeelfabriek vleesfabriek vleeswarenfabriek vliegtuigenfabriek vliegtuigfabriek vrachtautofabriek vrachtwagenfabriek vuurwerkfabriek wapenfabriek waterfabriek weegschalenfabriek wietfabriek wolfabriek worstfabriek zeepfabriek zijdefabriek zilverfabriek zinkfabriek zinkplatenfabriek zoutfabriek zuivelfabriek zuurstoffabriek zwavelzuurfabriek

Afgeleide begrippen

   

fabrieken fabriekmatig fabrieksaardappel fabrieksarbeid fabrieksarbeider fabrieksarbeidster fabriekschef fabriekscomplex fabrieksdirecteur fabrieksdorp fabrieksfout fabrieksgarantie fabrieksgebouw fabrieksgeheim fabriekshal fabrieksinstelling fabrieksirene fabriekskaas fabrieksloods fabrieksmatig fabrieksmeisje fabrieksnieuw fabrieksnijverheid fabrieksorder fabrieksorigineel fabriekspand fabriekspersoneel fabriekspijp fabriekspoort fabrieksprijs fabrieksrestant fabrieksrijder fabrieksrollade fabrieksruimte fabrieksschip fabrieksschoorsteen fabrieksschouw fabriekssirene fabriekssluiting fabrieksstad fabrieksstop fabrieksteam fabrieksterrein fabriekswerk fabriekswet fabriekswinkel fabrikant

Vertalingen

    1. plaats waar op industriële schaal productie bedreven wordt   

Catalaans: fàbrica (ca) v Deens: fabrik (da) g Duits: Fabrik (de) v Engels: factory (en), plant (en), works (en) Fins: tehdas (fi)

Frans: usine (fr) v Ido: fabrikerio (io) Russisch: фабрика (ru), завод (ru) Spaans: fábrica (es) v

Werkwoord

vervoeging van
fabrieken

fabriek

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fabrieken
   

   • Ik fabriek. 

2. gebiedende wijs van fabrieken
   

   • Fabriek! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fabrieken
   

   • Fabriek je? 

Gangbaarheid

• Het woord fabriek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fabriek" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.