slingerplant
- Geluid: slingerplant (hulp, bestand)
- IPA: /'slɪŋərplɑnt/
- slin·ger·plant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slingerplant | slingerplanten |
verkleinwoord | slingerplantje | slingerplantjes |
- een klimplant waarvan de takken in spiraalvorm groeien, waarmee ze zich om andere objecten wikkelen, bijvoorbeeld om bomen. Zodoende komt de plant hogerop zonder zelf bijzonder stevig te hoeven zijn.
- Mijn vriendin heeft de blauweregen die tegen ons balkon opgroeit, gesnoeid. Het moest gebeuren, het scheelt loopruimte en de slingerplant heeft de neiging ons huis binnen te groeien, maar het is opeens een kale bedoening. Wel staat de plant al in de knop. [2]
- Het hele jaar door is het hier gemiddeld 22 graden, en dat zorgt voor een weelderige plantengroei met palmbomen, slingerplanten, bromelia's en orchideeën. We hebben voortdurend mango's, papaya's, ananassen, bananen en nog meer tropisch fruit en laten onze gasten daar mee van genieten. [3]
1. klimplant die in spirale groeit
- Het woord slingerplant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slingerplant" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant CASPAR JANSSEN 29 maart 2012
- ↑ de Standaard 28 FEBRUARI 2004 Gretel Van den Broek
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be