slinger
- slin·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slinger | slingers |
verkleinwoord | slingertje | slingertjes |
de slinger m
- het slingeren, de zwaai
- ▸ Toen was het mijn beurt en ik bond een steen aan een lang stuk touw, hield de grote lussen in mijn linkerhand, gaf een harde slinger en liet los.[3]
- lang lint om opgehangen de feestvreugde te verhogen, guirlande
- slingerende lijn
- ouderwets hulpstuk (zwengel) waarmee de T-Ford in beweging werd gebracht (nu vervangen door de startmotor)
- De Olieman heeft een Fordje opgedaan,
- Daar rijdt ie mee als een vorst door de Jordaan.
- Maar 's avonds om tien uren is het uit met de pret,
- Want dan stopt zijn vrouw de slinger onder bed.(Louis Davids)
- wapen waarmee stenen weggeslingerd konden worden (nu vervangen door het machinegeweer)
- voorwerp dat regelmatig heen en weer gaat en waarvan de periodeduur praktisch onafhankelijk is van de amplitude, heel geschikt om een uurwerk van te bouwen
- bloemenslinger, bokkenslinger, compensatieslinger, honingslinger, kerstboomslinger, kerstslinger, oorslinger, pakslinger, torsieslinger
vervoeging van |
---|
slingeren |
slinger
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slingeren
- Ik slinger.
- gebiedende wijs van slingeren
- Slinger!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slingeren
- Slinger je?
- Het woord slinger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slinger" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ slinger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be