Nederlands

 
maisplanten
Uitspraak
Woordafbreking
  • mais·plant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maisplant maisplanten
verkleinwoord maisplantje maisplantjes

Zelfstandig naamwoord

de maisplantv / m

  1. (plantkunde) Zea mays subsp. mays   een plant waaraan maiskolven groeien
    • Het ontwerp van het doolhof is door de familie zelf bedacht. Ze moesten wel vijfduizend maisplanten verplaatsen om stukken dicht te krijgen en andere open te houden, zodat blinde paden ontstaan. Monnikenwerk. Puck vroeg zich af of er wel mensen in geïnteresseerd zouden zijn, maar dat bleek al snel het geval.[1] 
    • En op verschillende plaatsen zijn roestvrijstalen pijpen tussen de maisplanten geplaatst of zijn spijkers door de stengels gestoken - met de kennelijke bedoeling landbouwmachines te beschadigen of de geoogste mais met metaaldeeltjes te verontreinigen.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tubantia 09-AUGUSTUS-2017
  2. Volkskrant Sander van Walsum 15 oktober 2017