Mais.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mais
enkelvoud meervoud
naamwoord mais -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de maism

  1. (plantkunde), (graan) Zea mays   een graansoort afkomstig uit Midden-Amerika
    (wikidata: mais  )
  2. (voeding) (gemalen) zaden van de kolven van Zea mays  
Schrijfwijzen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Voegwoord

mais

  1. maar
    «Il est riche, mais avare.»
    Hij is rijk, maar gierig.

Zelfstandig naamwoord

mais m

  1. meervoud van mai