Nederlands

 
1. nog in hun geheel eetbare kolfjes van jonge maisplanten
Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·by·mais
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord babymais -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de babymaism

  1. (kookkunst) nog in hun geheel eetbare kolfjes van jonge maisplanten (Zea mays  )
    • Was de groenten en snijd de courgette in blokjes, de ui in achten en de paprika in kleine reepjes en doe samen met de limoenblaadjes en de kolfjes babymais bij de currysaus in de pan. [1]
    • Zo reisde hij dit jaar onder meer naar Thailand om ook van daar een exportlijn naar Nederland op te zetten. Sindsdien worden er wekelijks babymais, Thaise bieslook, asperges en allleriei [sic!] onbekende produkten met onuitsprekelijke namen naar Europa vervoerd. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen