uienplant
  • ui·en·plant
enkelvoud meervoud
naamwoord uienplant uienplanten
verkleinwoord

de uienplantv / m

  1. Allium cepa   plant die men teelt voor de eetbare bollen
    • De weg van Tahoua naar Birnin Konni slingert door licht golvend terrein. Het landschap wisselt sterk. Soms bestaat het uit dorre woestenij met alleen wat laag struikgewas, een paar kilometer verderop zijn ineens boeren aan het werk op groene akkers. Gierst, het basisvoedsel in het zuiden van het West-Afrikaanse Niger, is een paar weken geleden geoogst. Maar tomaten-, bonen- en uienplanten staan in bloei. Aan fruitbomen hangen granaatappels en mango's. [2] 
91 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]