ui
- Geluid: ui (hulp, bestand)
- IPA: / œy / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /œʏ̯/, /ʌʏ̯/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /œː/
- ui
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bolgewas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1488 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ui | uien |
verkleinwoord | uitje | uitjes |
de ui m
- (plantkunde) (voeding) Allium cepa , een eetbaar bolgewas
- Uien kan men ook in hun geheel verwerken: gevulde uien zijn een lekker warm voorgerecht of passen bij gebraden vlees.
- (bouwkunde) een spits toelopende, bolvormige bekroning van een toren
- [1] bolgewas
|
- Uien tappen
Moppen vertellen
1. Allium cepa, een eetbaar bolgewas
|
- Het woord ui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ui" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "ui" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ui | uie |
ui
ui
- oei (bij een naar gevoel)