• ui·vor·mig
  • afgeleid van ui met het achtervoegsel -vormig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen uivormig uivormiger uivormigst
verbogen uivormige uivormigere uivormigste
partitief uivormigs uivormigers -

uivormig

  1. vorm van een ui hebbend
    • De Kerk van Noordwolde heeft een opvallende uivormig torenspits (siepel op z'n Gronings), de enige in de provincie. 
92 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be