ajuin
- ajuin
- via Middelnederlandse vormen als ayuen, ayuun, ejuun, engen, ejuun, enioen, juun, osuun en oiuyn van Frans oignon dat weer teruggaat op Latijn ūniō zn , in de betekenis van ‘ui’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ajuin | ajuinen |
verkleinwoord | ajuintje | ajuintjes |
de ajuin m
- (bloemplanten) bepaald eetbaar bolgewas, Allium cepa
- (voeding) als groente gebruikte bol van Allium cepa
- Het woord ajuin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ajuin" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ajuin op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "ajuin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be