Nederlands

 
lente-ui
Uitspraak
Woordafbreking
  • len·te-ui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lente-ui lente-uien
verkleinwoord lente-uitje lente-uitjes

Zelfstandig naamwoord

de lente-uim

  1. (voeding) een jonge nog onvolgroeide geboste ui met blad
    • Spijtig genoeg delft de winterwortel qua smaak het onderspit tegen de lente-ui. Ach, op zich geen verkeerd soepje, maar spannend is het niet.[1] 
    • Giet de kokosmelk in de blender samen met de tomaten, de look, de lente-ui, de tomatenpuree, het limoensap, de gember, het kerriepoeder, het zout, de ahornsiroop en wat cayennepeper. [2]  
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia 10-01-2017
  2. De Standaard 01/04/2017 flb
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be