pijpajuin
  • pijp·ajuin
enkelvoud meervoud
naamwoord pijpajuin pijpajuinen
verkleinwoord pijpajuintje pijpajuintjes

de pijpajuinm

  1. kleine frissmakende ui waaraan de groene stengel nog vastzit
    • Pijp-ajuin, sinaasappelsap, gember, chilipeper, limoensap, ketjap, knoflook, kardemom, kaneel en kruidnagel mengen. Met dit mengsel de kip insmeren en afgesloten echt acht uur laten marineren. [1] 
    • Lente-uitjes worden ook wel stengeluitjes genoemd en onze zuiderburen noemen ze pijpajuin. De smaak is fris pittig en doet wel wat aan prei denken. [2] 
    • Zo heette Sidonia aanvankelijk Sidonie en ging Jerom even als Jeroen door het leven. Ook Wiskes pop Schanulleke had eerst een andere naam: Schalulleke. Niet dat dit in Vlaanderen iets onbetamelijks suggereert; het is Brussels dialect voor pijpajuin (lente-ui), al helpt dat in deze context waarschijnlijk ook niet echt. [3] 
31 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]
  1. De Telegraaf FELIX WILBRINK 24 mei 2012 Kip in marinade met pijpajuin
  2. Reformatorisch Dagblad 11-02-2011 Martin kookt hippe nasi
  3. NRC Marc Reynebeau 28 maart 2013 Toen Suske en Wiske nog ongepolijst waren
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be