bosui
- bos·ui
- samenstelling van bos en ui
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosui | bosuien |
verkleinwoord | bosuitje | bosuitjes |
de bosui m
- (groente) een jonge, onvolgroeide geboste ui met blad
- Het kookboek van het Voedingscentrum staat vol met gerechten die je elders ook tegenkomt. Slechts in een heel enkel geval weten de recepten te verrassen. Dit is een van de weinige recepten waarbij dat is gelukt. Een avondmaaltijd met mosselen, bosui en sinaasappel waarbij je het beste sperziebonen en (volkoren) stokbrood kunt serveren.[1]
1. jonge, onvolgroeide geboste ui met blad
- Het woord bosui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bosui" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ NRC Sam de Voogt 23 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be