• ui·ig
  • afleiding van ui met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen uiig uiiger uiigst
verbogen uiige uiigere uiigste
partitief uiigs uiigers -

uiig [1]

  1. smakend of ruikend naar ui
     De maillardreactie die je ruikt bij het braden en roosteren komt volgens Spreen in wel zevenhonderd variaties: van grassig tot bloemig en uiïg [sic!]. Als je daar een neus voor krijgt, dan verandert dat je vermogen om te proeven, vindt Spreen. ,,Dan krijg je meer oog voor het karakter van een bier of een gerecht. Dan kan je de geuren beter onthouden en geniet je meer.’’[2]
     En prei is niet lekker wanneer je ook het laatste groene stuk laat meekoken. Dan wordt prei bitter. En prei is echt niet te eten wanneer je het met een bot mes snijdt, de randen raffelen en gaan uiig ruiken.[3]
  2. grappig,
71 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ellen den Hollander
    “Waarom ‘lekker’ zo’n vreselijk woord is” (19-02-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron “Die goeie oude prei” (08 okt. 2014), De Telegraaf
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be