Huidig
bestand
1.933
  • -ig

-ig

  1. vormt een bijvoeglijk naamwoord uit zelfstandige naamwoorden of werkwoorden
  2. indien toegevoegd aan een zelfstandig naamwoord voorafgegaan door een bijvoeglijk naamwoord dat het zelfstandig naamwoord beschrijft (bv. roodharig, dikhuidig, tweebenig)