Huidig
bestand
1.836


  • -ig
  • Van het Oudnederlandse -ag, -ig, van het Protogermaanse *-agaz, *-īgaz, *-ugaz, elk een variant van het gemeenschappelijke achtervoegsel *-gaz [1]

-ig [2]

  1. vormt een bijvoeglijk naamwoord uit zelfstandige naamwoorden of werkwoorden
  2. indien toegevoegd aan een zelfstandig naamwoord voorafgegaan door een bijvoeglijk naamwoord dat het zelfstandig naamwoord beschrijft (bv. roodharig, dikhuidig, tweebenig)