Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • don·ker·kleu·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen donkerkleurig donkerkleuriger donkerkleurigst
verbogen donkerkleurige donkerkleurigere donkerkleurigste
partitief donkerkleurigs donkerkleurigers -

Bijvoeglijk naamwoord

donkerkleurig

  1. met een donkere kleur; met een tint die weinig licht terugkaatst
     De politie is op zoek naar het slachtoffer en wil spreken met getuigen. Ook is de politie op zoek naar de betrokken voertuigen: een donkerkleurig busje en vermoedelijk een witte Audi, een witte Mercedes en een witte Volkswagen Golf.[2]
     De politie is in het onderzoek op zoek naar een kleine, donkerkleurige auto en vraagt getuigen die deze rond het tijdstip van de explosie gezien hebben om contact op te nemen.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. donkerkleurig op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Automobilist vermoedelijk ontvoerd in Amsterdam” (Maandag 4 mei 2020, 16:51), NOS
  3.   Weblink bron “Nog niemand aangehouden voor explosies in centrum Groningen” (13 sep. 2023), De Telegraaf