kleurig
- kleu·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kleurig | kleuriger | kleurigst |
verbogen | kleurige | kleurigere | kleurigste |
partitief | kleurigs | kleurigers | - |
kleurig [1]
|
1. een kleur hebbend (gekleurd) of een verscheidenheid aan kleuren vertonend
- Het woord kleurig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kleurig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be