Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·ven·del·kleu·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lavendelkleurig
verbogen lavendelkleurige
partitief lavendelkleurigs - -

Bijvoeglijk naamwoord

lavendelkleurig

  1. (kleur) de kleur van lavendel hebbend
    • Hij rijdt in een lavendelkleurige auto. 
Synoniemen


Gangbaarheid