• dis·tel
  • In de betekenis van ‘stekelige plant’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord distel distels
verkleinwoord disteltje disteltjes
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord distel
verkleinwoord

de distelv / m

  1. (plantkunde) een plant met stekels aan de bladeren en aan de bloemhoofdjes
  2. o (kleur) de kleur van distels
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]