orchidee
- or·chi·dee
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | orchidee | orchideeën |
verkleinwoord | orchideetje | orchideetjes |
- (plantkunde) een plant van de plantenfamilie Orchidaceae
- Hij kweekte orchideeën.
- (plantkunde) een bloem, vaak fel gekleurd, van een plant van de plantenfamilie Orchidaceae
- Bij de première droeg de filmster een orchidee op zijn revers.
- o (kleur) een bepaalde kleur paarsig roze
- Heeft u die ook in het orchidee?
- [3] orchideekleurig
1. plant van de talrijke orchideeënfamilie, m.n. benaming voor de kleurrijke bloemen
- Het woord orchidee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "orchidee" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
- ↑ "orchidee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be