lavendel
- la·ven·del
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘heestergeslacht, de bloemen daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lavendel | - |
verkleinwoord | - | - |
- (bloemplanten) (kruid) een geslacht Lavandula van dwergstruiken (chamefyten) uit de lipbloemenfamilie (Lamiaceae ). Lavendelsoorten worden aangeplant in tuinen omwille van de paarse kleur en de geur van de bloemen
- o (kleur) de kleur van lavendel
- Heeft u die ook in het lavendel?
- [2] lavendelkleurig
- [1] tandlavendel, zeelavendel
- lavendelhei
- lavendelastrild, lavendelblauw, lavendelbloem, lavendelgeest, lavendelgeur, lavendelgras, lavendelheide, lavendelkist, lavendelkleurig, lavendelkoek, lavendelkruid, lavendelolie, lavendelplant, lavendelwater, lavendelzeep
1. Lavandula, een struik uit de lipbloemenfamilie Lamiaceae
- Het woord lavendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lavendel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
- ↑ "lavendel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lavendel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- la·ven·del
- Afkomstig van het middeleeuwse Latijnse woord lavandula zn , dat van het Latijnse woord lavare ww (Nederlands: wassen ww ) komt
Naar frequentie | 22043 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lavendel | lavendelen | lavendler | lavendlene |
genitief | lavendels | lavendelens | lavendlers | lavendlenes |
lavendel, m
- (plantkunde) Lavandula , lavendel, een vaste struik met blauwviolette bloemen en kleine smalle zilvergrijze blaadjes, meestal gebruikt voor decoratie en om de geurige lavendelolie te extraheren
- bloemen van struiken van het geslacht lavendel, in gedroogde staat gebruikt voor het parfumeren van badwater en kleding, als middel tegen motten en als medicijn in de volksgeneeskunde
-
Lavendel
- Lavenduala vera
- Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Noors)
- la·ven·del
- Afkomstig van het middeleeuwse Latijnse woord lavandula zn , dat van het Latijnse woord lavare ww (Nederlands: wassen ww ) komt
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lavendel | lavendelen | lavendlar | lavendlane |
lavendel, m
- (plantkunde) Lavandula , lavendel, een vaste struik met blauwviolette bloemen en kleine smalle zilvergrijze blaadjes, meestal gebruikt voor decoratie en om de geurige lavendelolie te extraheren
- bloemen van struiken van het geslacht lavendel, in gedroogde staat gebruikt voor het parfumeren van badwater en kleding, als middel tegen motten en als medicijn in de volksgeneeskunde
- Lavendual angustifolia