lavendelblauw
  • la·ven·del·blauw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lavendelblauw lavendelblauwer lavendelblauwst
verbogen lavendelblauwe lavendelblauwere lavendelblauwste
partitief lavendelblauws lavendelblauwers -

lavendelblauw

  1. met een lichtblauwe naar paars zwemende kleur
     Bosanemonen bloeien in april onder bomen en struiken. Je hebt de gewone witte, maar er bestaan ook lavendelblauwe variëteiten, zoals ‘Robinsoniana’. En Anemone ranunculoides, ook een lid van de bosanemonenfamilie, is knalgeel. Koop bosanemonen nu in potjes, en niet als wortelstok. De wortelstokjes drogen te snel uit. Verwen de planten met een laagje bladaarde.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lavendelblauw lavendelblauwen
verkleinwoord

het lavendelblauwo

  1. kleurstof met een lichtblauwe naar paars zwemende kleur
  1.   Weblink bron
    Romke van de Kaa
    “Nu is het de tijd om snel je tuin op te fleuren met deze voorjaarsbloeiers” (30-03-2024), Tubantia