sneeuwwit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sneeuw·wit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sneeuw en wit
- bn: intensief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sneeuwwit | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
sneeuwwit o
- (kleur) zo wit als sneeuw
- Heeft u die ook in het sneeuwwit?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sneeuwwit | sneeuwwitter | sneeuwwitst |
verbogen | sneeuwwitte | sneeuwwittere | sneeuwwitste |
partitief | sneeuwwits | sneeuwwitters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sneeuwwit
- (kleur), de kleur sneeuwwit hebbend, zo wit als sneeuw
- Hij rijdt in een sneeuwwitte auto.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
Gangbaarheid
- Het woord sneeuwwit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "sneeuwwit" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be