turkoois
- Geluid: turkoois (hulp, bestand)
- IPA: / tʏrˈkojs / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /tʏrˈko̝js/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /tʏrˈkojs/
- tur·koois
[1,2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | turkoois | - |
verkleinwoord | - | - |
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blauwgroen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1626 [1]
[3] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | turkoois | turkooizen |
verkleinwoord |
turkoois
- o (kleur) kleur van turkoois, blauwgroene kleur
- o (mineraal) een bepaald mineraal, een halfedelsteen met een blauwgroene kleur
- m een steen bestaande uit het mineraal turkoois
- [1] cyaan
1. een steen bestaande uit het mineraal turkoois
stellend | |
---|---|
onverbogen | turkoois |
verbogen | turkooizen |
turkoois
- (kleur) de kleur turkoois hebbend
- Hij rijdt in een turkooizen auto.
- Het woord turkoois staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "turkoois" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
- ↑ "turkoois" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be