mineraal
- mi·ne·raal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestanddeel van aardkorst’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
- Afgeleid van het Latijnse minera (mijn) met het achtervoegsel -aal [2].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mineraal | mineralen |
verkleinwoord | mineraaltje | mineraaltjes |
het mineraal o
- (geologie) anorganische delfstof die in gedegen vorm in de natuur voorkomt
- (biologie) (voeding) voedingszout
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
stellend | |
---|---|
onverbogen | mineraal |
verbogen | minerale |
partitief | mineraals |
mineraal
- van de aard van een mineraal
- van anorganische oorsprong
- Het woord mineraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mineraal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mineraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mineraal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be