Tuinheliotroop (Heliotropium arborescens)
  • he·lio·troop
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1854 [1]
  • met het voorvoegsel helio- en met het achtervoegsel -troop [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord heliotroop heliotropen
verkleinwoord - -

de heliotroopm [3]

  1. toestel dat de zonnestralen naar een ver verwijderd punt terugkaatst om zo de posities van de deelnemers in een landmeetkundig onderzoek te markeren
  2. (mineraal) gesteente van donkergroene kleur met rode stippen

de heliotroopv / m

  1. (bloemplanten) een geslacht Heliotropium   uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae  ). Het geslacht telt 250 tot 300 soorten. Het Oudgriekse ἥλιος, hēlios betekent zon en τρέπειν, trepein betekent draaien. Deze naam verwijst naar de gewoonte van de planten om hun bladeren steeds in de richting van de zon te draaien. De planten worden 30-80 cm hoog en tot 100 cm breed