barnsteen
- barn·steen
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘harde hars, amber’ voor het eerst aangetroffen in 1315 [1]
- samenstelling van barn ww en steen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barnsteen | barnstenen |
verkleinwoord | barnsteentje | barnsteentjes |
- (plantkunde) fossiele hars (van de den Pinus succinifera ) die tot de halfedelstenen wordt gerekend
1.
- Het woord barnsteen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "barnsteen" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "barnsteen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ barnsteen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be