De wanden van deze zaal   waren met barnsteen bekleed.
  • barn·steen
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘harde hars, amber’ voor het eerst aangetroffen in 1315 [1]
  • samenstelling van  barn ww  en  steen  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord barnsteen barnstenen
verkleinwoord barnsteentje barnsteentjes

barnsteen m / o [3] [4]

  1. (plantkunde) fossiele hars (van de den Pinus succinifera  ) die tot de halfedelstenen wordt gerekend
89 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]