• gra·fiet
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘koolstof’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • met het voorvoegsel graf- en met het achtervoegsel -iet
enkelvoud meervoud
naamwoord grafiet -
verkleinwoord - -

het grafieto

  1. (mineraal) in plaatjes gekristalliseerde koolstof, o.a. gebruikt als tekenstift
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]