• sma·ragd
enkelvoud meervoud
naamwoord smaragd -
verkleinwoord - -
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘edelgesteente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1475 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord smaragd smaragden
verkleinwoord smaragdje smaragdjes

smaragd

  1. o (mineraal) een variëteit van beril die geldt als de edelste steen uit de berylgroep met chemische formule Be3Al2(SiO3)6,
  2. m een edelsteen bestaande uit het mineraal [1]
     Het was een halsketting met afwisselend grote smaragden en kleine sterrenformaties van briljanten, allemaal fonkelend alsof ze nieuw waren, hoewel het sieraad uit de vroege negentiende eeuw moest komen.[2]
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]