smaragd
- sma·ragd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smaragd | - |
verkleinwoord | - | - |
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘edelgesteente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1475 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smaragd | smaragden |
verkleinwoord | smaragdje | smaragdjes |
smaragd
- o (mineraal) een variëteit van beril die geldt als de edelste steen uit de berylgroep met chemische formule Be3Al2(SiO3)6,
- m een edelsteen bestaande uit het mineraal [1]
- ▸ Het was een halsketting met afwisselend grote smaragden en kleine sterrenformaties van briljanten, allemaal fonkelend alsof ze nieuw waren, hoewel het sieraad uit de vroege negentiende eeuw moest komen.[2]
- [2]: edelsteen
1.
- Het woord smaragd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smaragd" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "smaragd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be