amethist
- ame·thist
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kwarts’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- uit het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amethist | amethisten |
verkleinwoord | amethistje | amethistjes |
het amethist o
- (mineraal) een vaak prachtig violet gekleurde vorm van kristallijn kwarts, die kleine hoeveelheden titaan en ijzer bevat
- ▸ De omlijsting van de spiegel was bedekt met chalcedoon, roze kwarts, amethist en lazuursteen.[3]
1. een vaak prachtig violet gekleurde vorm van kristallijn kwarts, die kleine hoeveelheden titaan en ijzer bevat
- Het woord amethist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amethist" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "amethist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ amethist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Victoria Holt“Geluk in gevaar” (2021), Saga, ISBN 9788726484922
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be